Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen hielden de [1]drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl hij [2]in zijn ogen rechtvaardig was. 1. Namelijk, Elifaz, Bildad en Zofar. 2. Dat is, in zijn eigen oordeel; zie boven, hfdst.18 vs.3. Zo gevoelen de drie mannen van Job, te weten, dat hij zichzelven voor rechtvaardig hield; gelijk zij daarentegen ook geen stof vonden om te bewijzen dat Job onrechtvaardig, dat is een goddeloos mens en huichelaar was; want dat hij nevens anderen mede een zondaar was, had hij vrijuit bekend; boven, hfdst.14 vs.4.